Een 3D-printer is ouder dan je zelf denkt. Ongeveer zo 30 tot 40 jaar geleden ware uitvinders bezig met het in lagen opbouwen van objecten. In de jaren tachtig kwam er een grote ontwikkeling op gang. Een Amerikaans onderzoekbureau kwam voor het eerst met een 3D printer. De techniek is dus niet nieuw maar bestaat al een tijdje. Het is pas sinds een korte tijd de technieken beschikbaar zijn voor de rest van de wereld. Vroeger kon een printer alleen een barcode maker, maar die tijd is veranderd. De ontwikkelingen van de printers zijn buitengewoon hard gegaan want in 1950 was pas de eerste printer ontworpen voor de publieke markt. In 1986 kwam het Amerikaanse onderzoeksbureau Z Corporation met de uitvinding en al gauw legde het Amerikaans beslag op de 3D-printer. Pas in de jaren negentig werd de printer beschikbaar gesteld voor andere bedrijven. De werking van de eerste 3D-printer was eigenlijk heel erg simpel. De printer bouwt laag voor laag een product op die voortkomt uit een tekening van een desktop computer. De lagen zijn heel erg dun en variëren tussen de 0,3 millimeter tot 16 micrometer. Een micrometer is een duizendste deel van een millimeter. Het verschil tussen een normale printer en de 3D-printer is dat de 3D-printer niet gebruikt maakt van inkt maar juist van poeder of een vloeistof. Zo kan de printer gemakkelijk printen op metaal. De 3D-printers hebben een enorme ontwikkeling door gemaakt en zijn nu ook geschikt voor thuis gebruik. Tegenwoordig kun je een 3D-printer kopen voor ongeveer 350 euro. Daarnaast zijn er ook heel wat duurdere apparaten die veel geavanceerde zijn de printer die jij thuis hebt. Zo kunnen de professionele apparaten meerdere miljoenen kosten, omdat ze allerlei soorten materialen kunnen printen. Denk daarbij aan: titanium, hout, goud, keramiek en zelfs zand. In medische wereld heeft de 3D printer ook zijn doorbraak gemaakt en wordt er zelfs geprint met menselijk weefsel.
|
https://coding.koenig-bauer.com/nl/ |